Drie keer roept Jezus vandaag zijn toehoorder toe: Vreest niet!
En dat is in relatie tot de eerste twee lezingen echt niet zo makkelijk. Wat er namelijk in de eerste lezing gebeurt, is de beschrijving van een angst-scenario. De profeet die het tot zijn taak heeft gemaakt om God te verkondigen, wordt daar door de mensen niet om geëerd. Dat hoeft ook niet, hij moet God verkondigen en niet zichzelf….. Maar het is erger dan dat, hij wordt niet alleen niet gerespecteerd, hij merkt dat er mensen om hem heen zijn, die het op zijn ondergang hebben voorzien. Ze maken plannen. Hoe kunnen we hem misleiden? Valt hij in onze valkuil? Kunnen we hem overmeesteren en onschadelijk maken?
Al die vragen gaan over Jeremia, over de man die met God verbonden probeert te leven.
Misschien kunnen we ons regelmatig met deze belevenis van Jeremia vereenzelvigen, dat we zelf soms ook ervaren dat er met ons wordt gespeeld, dat mensen proberen om ons in te passen in hun scenario; of wij dat willen of niet, of het waar is wat ze daarbij zeggen of niet. Een pijnlijke ervaring.
En Jeremia’s antwoord op dit negatieve is er een van groot vertrouwen. Hij weet dat er iemand is die dit weet en ziet: de Heer die hart en nieren doorgrondt. “Mijn zaak heb ik in zijn handen gelegd”, zegt Jeremia. Daarmee is voor hem de kous af, en vertrouwend trekt hij verder, zijn loflied zingend op de Heer die het leven van de arme uit de handen van de boosdoeners heeft gered.
Zo’n groot geloof is alleen bij de profeet te vinden, en kan toch niet mijn weg zijn, denk ik dan.
Daarom, in een poging om dit wonderlijke en zo moeilijk navolgbare vertrouwen van Jeremia te begrijpen, ook maar een blik in het evangelie van vandaag geworpen.
Jezus spreekt over vertrouwen als hij ons toeroept: Weest niet bang!
Maar wat bedoelt hij? Waar moeten we niet bang voor zijn? Helemaal geen angst kennen, is een mooi ideaal, maar de werkelijkheid is vaak zo anders. We voelen ons angstig voor wat ons bedreigd en waartegen we ons machteloos voelen, denk alleen maar aan wat Corona in de wereld teweeg bracht.
Velen vrezen ook om hun werk, in deze periode van economisch zwaar weer. De zorg om de gezondheid van jezelf of de ander kan zwaar belasten, vooral in deze tijd..
Het allerdiepste ligt de angst om alles te verliezen wat ons dierbaar is. We weten dat alles om ons heen en ook wijzelf vergankelijk zijn en daarmee ook in zekere zin in gevaar. Daar komen veel van de angsten in ons leven uit voort.
Juist die angst mogen we overwinnen, zegt Jezus. Ook als dit vrijwel onmogelijk lijkt. Jezus komt ons te hulp, met een soort driestappen-plan. Hij roept ons immers drie keer toe dat we niet bang hoeven te zijn.
Laten we eens kijken hoe zijn driestappenplan van twintig eeuwen geleden nog in onze tijd kan werken.
Als eerste raadt Jezus ons aan, de waarheid aan het licht te brengen. Wat in het donker wordt gezegd, herhaal dat op klaarlichte dag. Wat men U in het oor fluistert, verkondig dat van de daken. Het is een pleidooi tegen laster en achterklap en herinnert ons aan het andere woord van de Heer: Alleen de waarheid zal U vrij maken.
In relatie tot God heeft het nog een rijkere, diepere betekenis: Jezus zegt ook dat wij voor ons geloof uit moeten komen. Dat we ons tot Christus moeten bekennen, om het in oude bewoordingen te zeggen. Daarnaast heeft het ook een element van uitdragen in zich. Geloof is niet voor in de sacristie, niet voor in de kerkbanken, maar juist voor de straten van onze wereld. Daar wordt ons getuigenis gevraagd; in woord en daad.
Als we dat doen, dan hoeven we een belangrijk verlies niet te vrezen, namelijk dat God zal ontkennen ons te kennen.
God kent ons en we gaan Hem ter harte. Kunnen we soms ook te lijden hebben, als we met God verbonden blijven, hebben we uiteindelijk niets te verliezen. Vele grote figuren uit perioden van vervolging hebben ons deze waarheid voorgeleefd. Pater Titus Brandsma, pastoor Galama, zuster Edith Stein, pater Regout, (rond 4 en 5 mei herdachten we hen en spraken we over hen) het getuigenis van iemand als de vervolgde Vietnamese bisschop Ngung en verhalen uit zoveel andere plaatsen ter wereld, geven aan dat de verbondenheid met God ten tijde van de vervolging (en dus ook bij iedere andere vorm van tegenslag) een enorme steun geeft. God zelf wil de kracht geven om verder te gaan. Zelfs de dood wordt door deze geloofshelden tenslotte niet meer gevreesd, nu ze hebben ondervonden dat God ons kent en voor ons zorgt.
God kent ons door en door, hij heeft onze haren geteld, zo wordt zijn betrokkenheid in de pericoop van vandaag voor ons onder woorden gebracht.
En dan komen we bij het derde Vreest niet! Jezus stelt ons daar gerust in onze uiteindelijke angst, alles te verliezen, het eigen leven te moeten inleveren. Wie zijn leven heeft ingezet voor het goede, voor de waarheid, voor anderen, voor God, die hoeft ook de dood niet te vrezen. Jezus zal zich dan bij zijn Vader voor hem, voor haar, voor ons allen inzetten.
Dit laatste “Vrees niet” wijst ons de weg door het leven: Vertrouw maar op God. De vader in de hemel weet wat we nodig hebben. Hij heeft de haren op ons hoofd geteld. Hij houdt van de vogels, hoeveel meer dan nog van zijn mensen. Ons enige antwoord kan dat van vertrouwen zijn.
Theresia van Avila brengt dit vertrouwvol leven onder woorden in een wereldberoemd gedicht, dan onder andere in Taize regelmatig wordt gezongen: Ik noem de meest bekende woorden van het refrein:
Nada te turbe, nada te espante
Quien a Dios tiene, nada le falta
Nada te turbe, nada te espante
Sólo Dios basta
Laat niets je verontrusten,
Niets je verschrikken.
Alles gaat voorbij,
Naar God blijft gelijk.
Geduld zal overwinnen
Wie God heeft,
Die ontbreekt niets
God alleen is genoeg.
Amen.
Arjen Jellema